Flexibele ingangsdatum AOW is mogelijk

Kennisbank •

De mogelijkheid om op individueel niveau de ingangsleeftijd van de AOW te vervroegen of uit te stellen, is – mede in het licht van de komende Kamerverkiezingen – onderwerp van een brede maatschappelijke discussie.

Flexibele ingangsdatum AOW is mogelijk

Hoewel veel partijen spreken over een flexibele ingangsdatum van de AOW, is er twijfel over de uitwerking, berekeningen en uitvoerbaarheid.

 

De eerste vraag is of de AOW kostenneutraal kan worden geflexibiliseerd. Het antwoord daarop is ja. Het eerder laten ingaan van de AOW in combinatie met een korting op de jaarlijkse uitkering kan kostenneutraal zijn, áls die korting juist wordt berekend. Weliswaar zijn de lasten bij vervroeging op korte termijn hoger (uitkering gaat eerder in dan beoogd), maar op lange termijn zorgt de lagere uitkering voor een per saldo kostenneutrale wijziging.

 

Een andere vraag is wat de juiste korting of toeslag is. Anders gezegd: wat is het ‘actuarieel neutrale’ percentage dat dient te worden gehanteerd bij het vervroegen of het uitstellen van de AOW? Actuarieel neutraal wil zeggen dat de totale lasten gelijk blijven, rekening houdend met rente- en sterfteverwachting. Die vraag is afhankelijk van verschillende factoren: het aantal jaren dat wordt vervroegd of uitgesteld, de rente en de resterende levensverwachting van het individu.

 

Vanuit administratief en communicatief oogpunt is het niet wenselijk verschillende kortingen en opslagen te hanteren voor alle mogelijke situaties die zich kunnen voordoen. Het heeft de voorkeur om één percentage toe te passen dat voor alle situaties geldt. Het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) heeft berekend dat - rekening houdend met de huidige risicovrije rente van gemiddeld circa 1% - een korting van 5,4% per jaar (bij vervroeging) of opslag (bij uitstel) passend kan zijn. Bij dit percentage wordt de AOW-uitkering bij méér dan één jaar vervroegen net iets te veel verlaagd en bij uitstellen net iets te weinig verhoogd. Dit levert een geringe besparing op, die mogelijk kan worden ingezet om een lagere of geen korting te hanteren voor bepaalde categorieën AOW-gerechtigden.

 

Het AG komt voor een gemiddelde Nederlander uit op de volgende kortingen (bij vervroeging) / opslagen (bij uitstel):

Tabel is te zien als download onderaan de pagina

 

Een andere factor die van belang is voor een ‘actuarieel neutrale’ flexibilisering van de AOW is de resterende levensverwachting. De resterende levensverwachting is namelijk niet voor iedereen gelijk, omdat deze onder andere gerelateerd is aan het inkomen van het individu of aan het hebben van een zwaar beroep. In algemene zin geldt: hoe hoger het inkomen, hoe hoger de levensverwachting, personen met een relatief laag inkomen en/of zwaar beroep hebben een lagere levensverwachting.

 

Mensen met een relatief laag inkomen ontvangen daarmee naar verwachting minder lang een AOW-uitkering. Het vervroegd uitkeren van de AOW kan voor deze groep dus aantrekkelijk zijn maar zou wel tot een hogere ‘actuarieel neutrale’ korting moeten leiden (ten opzichte van groepen in hogere inkomenscategorieën). Als de ingangsdatum bijvoorbeeld met één jaar wordt vervroegd, dan geldt 5,8% in plaats van 5,4%.

 

Een hogere korting voor lagere inkomens, dan wel zware beroepen, komt echter niet tegemoet aan de wens van verschillende partijen. Door het hanteren van één gemiddeld percentage (5,4%) is er voor lagere inkomens/zwaardere beroepen een (beperkt) voordeel, doordat de AOW-uitkering minder wordt gekort dan actuarieel neutraal noodzakelijk zou zijn. Over de gehele resterende levensduur ontvangt deze groep van mensen naar verwachting méér AOW dan vóór de vervroeging. Dit betekent echter wel een verhogend effect op de kosten als voornamelijk mensen met een relatief lage levensverwachting vervroegen.

 

Vanuit de huidige insteek van de AOW lijkt het hanteren van één percentage voor alle AOW-gerechtigden het meest voor de hand te liggen. Het hanteren van één percentage bij het vervroegen van de AOW is – zoals hiervoor is aangegeven - gunstig voor mensen met een relatief lage levensverwachting. De totale waarde van de AOW-uitkeringen ligt in dat geval voor de laagste inkomens en de hogere inkomensgroepen meer met elkaar in lijn. Daar is weer tegenin te brengen dat door de lage inkomensgroepen minder sociale premies zijn betaald en dus minder is bijgedragen aan de AOW. De vraag of dit alternatief evenwichtig is en in hoeverre het wenselijk is om met de AOW inkomenspolitiek te bedrijven, is aan de politiek.

 

Daan Kleinloog is actuaris en voorzitter van de werkgroep AOW van het Koninklijk Actuarieel Genootschap.