‘Werkgevers zijn verslaafd geraakt aan goedkope arbeid’

Kennisbank •

Werkgevers hebben te lang vertrouwd op goedkope arbeid, stelt Peter Hein van Mulligen. Maar de gaten op de arbeidsmarkt laten zich niet langer dichten met goedkope arbeidsmigranten of een langere werkweek. ‘We lossen de schaarste alleen op met een hogere productiviteit.’

‘Werkgevers zijn verslaafd geraakt aan goedkope arbeid’

Er is iets raars aan de hand met de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven roept al jaren om arbeidskrachten, maar de salarissen stijgen amper, tot grote frustratie van de vakbeweging. Door de hoge inflatie daalt de koopkracht van werknemers zelfs; de stevige procentuele loons- verhogingen bij recente cao-onderhandelingen ten spijt.

 

De ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote past evenmin bij een krappe arbeidsmarkt. Het aandeel van de verdiende euro dat naar de werkenden gaat, is langzaam gedaald, waar je een stijging zou verwachten.

 

De arbeidsproductiviteit neemt amper toe. Want in plaats van te vertrouwen op laagbetaalde bagagemedewerkers had Schiphol natuurlijk ook jaren geleden al kunnen investeren in een slimmer bagagesysteem. Toen was geld immers bijna gratis.

 

En dan zijn er, naast de 370.000 officiële werklozen, nog ruim een half miljoen werkenden die meer uren willen werken, maar geen extra uren krijgen van hun baas. Ondanks het schreeuwend tekort aan mensen. Een recent reclamebord op een kantoorpand: ‘Callcenters zoeken 500 medewerkers. Uurloon vanaf €13’. Dat is iets boven het nieuwe minimumloon.

 

Tja, zijn dat signalen van een krappe arbeidsmarkt waar bedrijven vechten om de schaarse werknemer? De eerste vraag aan Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, ligt dan ook voor de hand. Is er eigenlijk wel schaarste op de arbeidsmarkt? Zijn antwoord komt direct en zonder twijfel: “Absoluut.” En die schaarste is er al tijden. Alleen hebben werkgevers de signalen te lang genegeerd, aldus Van Mulligen.

 

“Het is net als met de klimaatopwarming. We weten wat er op ons af komt, maar we wachten tot het allerlaatste moment met in actie komen. Op de arbeidsmarkt is iets soortgelijks aan de hand. Door de vergrijzing ontstaat er een tekort aan arbeidskrachten. Dat is al lang bekend. Maar we hebben de gaten steeds gedicht met kortetermijnoplossingen. Die zijn nu op. Het probleem is dat werkgevers verslaafd zijn geraakt aan goedkope arbeid. En het kost tijd om om te schakelen.”

 

In een krappe arbeidsmarkt verwacht je hogere salarissen en een stijgende AIQ[1]. Maar de AIQ daalt zelfs.

“Dat valt wel mee. Vergeleken met de jaren zeventig is de AIQ laag, maar toen was ze misschien ook wel erg hoog. Toen hadden we die beruchte loonprijsspiraal. Sinds de jaren negentig is de AIQ vrij stabiel. Het CPB verwacht voor dit jaar een lichte daling, maar ook daar zie ik geen trend in. Een daling is logisch, veroorzaakt door de vergrijzing. Meer mensen gaan met pensioen en die mensen leven van rendement op kapitaal.”

 

Bij een krappe arbeidsmarkt verwacht je stijgende lonen. Maar dat is afgelopen jaren amper gebeurd. Waarom niet?

“We hebben de krapte op de arbeidsmarkt lang kunnen bestrijden met goedkope buitenlandse arbeidskrachten. Door onze productie naar het goedkope China te verplaatsen. Door arbeidsmigratie uit met name Oost-Europa. De uitbreiding van de Europese Unie in 2004 heeft daaraan bijgedragen.

 

Structureel schiet je met arbeidsmigratie niets op 

 

Die overvloed aan goedkope arbeidskrachten heeft ons lui en vadsig gemaakt. Maar die tijd is voorbij. We gaan minder in China produceren, Oost-Europa wordt rijker en dus duurder. Bovendien is arbeidsmigratie een kortetermijnoplossing. Handig om de gaten nu te dichten, maar uiteindelijk worden migranten ook oud, dus daar ga je het probleem van de vergrijzing niet mee tegen. Structureel schiet je met arbeidsmigratie niets op.”

 

En die half miljoen mensen die meer willen werken, maar dat niet kunnen?

“Dat is in principe het laaghangende fruit voor werkgevers. Geef mensen die al voor je werken meer uren en je kunt weer even vooruit. Is ook makkelijker dan nieuwe mensen vinden. Het gebeurt ook wel – die groep krimpt – maar het is niet genoeg. Het kan ook niet altijd. In de zorg, waar een groot tekort aan mensen is, zijn de roosters ingericht op deeltijdwerk. Dat pas je niet zomaar aan.”

 

Ook niet als je echt omhoog zit als werkgever?

“Dan nog sluit het aanbod niet altijd aan bij de vraag. Zijn de mensen die meer uren willen maken werkzaam in sectoren waar dat nodig is? En hoeveel uren zijn dat? Eén uur, tien uur? Willen die mensen ook extra uren maken met nachtdiensten? Maar zelfs als het lukt om mensen meer uren te laten maken, dan is het geen structurele oplossing. Daarvoor is de groep te klein.”

 

Misschien is de nood bij werkgevers niet zo hoog als ze roepen?

“Het probleem is eerder dat veel werkgevers nog vastzitten in het oude denken. Die zijn gewend aan een ruime arbeidsmarkt. Voor jou tien anderen. Die blijven doorzoeken tot ze die 25-jarige high potential binnen hebben. Die luxepositie hebben werkgevers niet meer.”

 

Dat hebben nog niet alle werkgevers door. 500 callcentermedewerkers voor €13 per uur.

“Ik wens die partij veel succes.”

 

We hebben de grens van de arbeidsmarkt bereikt?

“Ja. De economische groei van de laatste vijftien jaar is vooral te danken aan het feit dat we met zijn allen meer zijn gaan werken. Dat zijn deels ouderen. De AOW-leeftijd is omhooggegaan en we werken langer door. Ook na ons pensioen. De leraar wiskunde van mijn dochter is net zo oud als mijn vader. Die vindt het leuk om ook na zijn pensionering nog door te werken. Maar dat is niet iedereen gegeven.

 

Ook de loodgieter en de serveerster hebben nu onderhandelingsmacht

 

Een andere belangrijke bron van extra uren zijn vrouwen. Ook zij zijn meer gaan werken. Maar daar is de grens wel bereikt. De vrouwelijke dertigers van nu maken niet meer uren dan de dertigers aan het begin van de eeuw. 72% van de Nederlanders heeft betaald werk. Dat is hoger dan in andere landen. We kunnen misschien nog een paar uurtjes extra werken, maar dat is het dan.”

 

Het systeem is vastgelopen.

“Het komt nu ineens allemaal samen. Eerst hebben we alle andere middelen geprobeerd. Nu begint door te dringen dat we te veel werk hebben en te weinig mensen. Niet de werkgevers zijn de eisers, maar de werknemers. Niet alleen de ceo en de it’ers hebben nu onderhandelingsmacht, ook de loodgieter en de serveerster.

 

Werkgevers wilden altijd hyperflexibiliteit. Mensen alleen betalen als je ze nodig hebt. Nu eisen de werknemers flexibiliteit. Mensen gaan alleen werken wanneer zíj zin hebben. Kijk naar de groei van het aantal zzp’ers in de zorg en het onderwijs.”

 

Terwijl de politiek zich juist zorgen maakt over die laagopgeleide gedwongen schijnzelfstandigen.

“Dat ís ook een probleem, maar van een andere aard. De meeste nieuwe zzp’ers zijn hoogopgeleide oudere mannen. Die maken zelf de keuze voor de vrijheid.”

 

De hamvraag: hoe gaan we de schaarste op de arbeidsmarkt oplossen?

“Er moeten twee dingen gebeuren die samenhangen. De salarissen moeten stijgen. Arbeid moet duurder worden. Dan komt er vanzelf een moment dat bedrijven gaan nadenken over hoe de arbeidsproductiviteit omhoog kan. Automatiseren dus. De afgelopen jaren is dat amper gebeurd. We zijn meer gaan werken, niet slimmer.

 

Verhoging van de salarissen en de arbeidsproductiviteit betekent verhoging van de welvaart. Hoe duurder werk, hoe rijker een land. We konden ons vroeger inwonende huishoudsters permitteren omdat ze zo goedkoop waren. Toen dat te duur werd, zijn ze vervangen door slimme huishoudelijke apparatuur. En dat gebeurt nog steeds. Kijk naar de stofzuigrobot.”

 

Volgens sommige economen kan de arbeidsproductiviteit in een dienstensamenleving amper omhoog.

“Dat is ook lastiger. De voor de hand liggende automatisering in bijvoorbeeld de industrie en de landbouw heeft al in de vorige eeuw plaatsgevonden. Maar het kan echt allemaal nog een stuk efficiënter. Waarom kan mijn koffer niet automatisch naar Thailand? Waarom is er in een koekjesfabriek een uitzendkracht nodig om het snijafval weer terug te rijden naar het begin van de productielijn? Omdat menselijke arbeid blijkbaar goedkoper is dan een robot. Dat is voorbij. We zullen moeten automatiseren en van bepaald werk moeten accepteren dat het niet meer gedaan kan worden. We hebben er de mensen niet voor. En als dat vervelend werk is dat mensen alleen maar doen omdat ze het geld nodig hebben, hoe erg is dat dan?”

 

De mensen in hesjes die bij wegwerkzaamheden zogenaamd het verkeer moeten begeleiden, maar alleen maar worden ingehuurd omdat het moet volgens het contract.

“Bijvoorbeeld. Zet daar slimme stoplichten neer. Laat die mensen iets anders doen.”

 

Wat kan de politiek doen om het probleem om te lossen?

“Beleid gaat altijd langzaam. Dat zag je bij de verhoging van de AOW-leeftijd, hoe lang dat heeft geduurd. Het is geen kwestie van simpel op een knopje drukken. De overheid moet de juiste omstandigheden creëren. Een hoger minimumloon is een goede start. Hogere salarissen dwingen tot meer productiviteit. Lang was de veronderstelling dat door een hoger minimumloon de werkloosheid omhoog zou gaan, maar dat is onzin gebleken.

 

Als het om kwalitatieve schaarste gaat, is het probleem lastiger. Opleiden van vakmensen kost tijd. Dat is ook een soort varkenscyclus. Het gaat dus wel even duren. En dan lopen we in Nederland nog voorop vergeleken met andere landen. Want we zijn niet de enigen die het momentum hebben gemist. Vergrijzing is overal een probleem.”

 

We zijn met z’n allen steeds meer aan het werk, met alle stress en burn-outs die daarbij horen. Het ziekteverzuim is hoog. De gedachte was dat we door robotisering minder zouden gaan werken. De 15-urige werkweek van Keynes is verder weg dan ooit. Wat doen we verkeerd?

“Dat verhaal hoor ik in verschillende vormen. ‘Mijn vader kon met één inkomen een gezin onderhouden en een huis kopen. Daar heb je nu twee inkomens voor nodig’. Dat hoeft dus niet. Als je tenminste bereid bent om op hetzelfde welvaartsniveau te leven als je vader in de jaren zeventig. Voor dat niveau heb je veel minder geld nodig. Dan kun je van één inkomen nog steeds een huis kopen en een gezin onderhouden. Maar dat niveau vinden we niet meer acceptabel. We willen de welvaart van nu, van onze buren en onze vrienden. Die is vele malen hoger dan toen. Daar heb je meer geld voor nodig. In zekere zin is al dat werken dus onze eigen keuze.” ■

 

Bron

1 – ArbeidsInkomensQuote: verhouding tussen het arbeidsinkomen en de netto toegevoegde waarde

 

Peter Hein van Mulligen

Peter Hein van Mulligen (1974) studeerde economie in Groningen. Hij werkt sinds 2002 bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waar hij sinds 2012 hoofdeconoom is en woordvoerder arbeidsmarkt. Van Mulligen was in 2019 winnaar van de tv-quiz De Slimste Mens. In 2020 verscheen zijn boek ‘Met ons gaat het (nog altijd) goed’, waarin hij ‘acht sombere mythes over Nederland ontrafelt’.

Over de auteur

André de Vos

Freelance journalist en gespecialiseerd in economie en financiën. ‘Hij schrijft achtergrondverhalen, interviews, reportages, opiniestukken en nieuwsberichten voor diverse media.